“Iedereen heeft een gouden Boeddha in zichzelf”
In 1957 moest een klooster in Thailand verhuizen. Een groep monniken kreeg de taak een reusachtige Boeddha, die gemaakt was van klei, te verplaatsen. Terwijl ze daarmee bezig waren, zag één van de monniken plotseling een scheur in het Boeddhabeeld. De monniken waren bang dat ze het Boeddhabeeld zouden beschadigen en besloten daarom een dag te wachten alvorens verder te gaan met hun taak. Toen de nacht viel liep één van de monniken naar het reusachtige beeld om te kijken of alles goed was. Hij scheen met zijn lantaren over de gehele Boeddha. Op het moment dat het licht op de scheur viel, zag hij iets weerspiegelen.
De monnik werd nieuwsgierig, pakte de hamer en de beitel en begon stukjes klei van het Boeddhabeeld af te slaan. Naarmate hij meer klei wegsloeg werd de Boeddha helderder. Nadat de monnik uren had gewerkt, keek hij in verbazing op en zag hij een prachtige, puur gouden Boeddha voor hem staan. Historici denken dat de Boeddha enkele honderden jaren daarvoor door de Thaise monniken was bedekt met klei toen Birmese leger hen aanvielen. Zij bedekten de Boeddha met klei zodat hij niet zou worden gestolen. Tijdens de overval op het klooster werden alle monniken gedood. Pas in 1957, toen monniken het beeld verplaatst werd de grote schat ontdekt.
Net als de Boeddha beschermt onze buitenschil ons tegen de wereld; onze echte schat ligt binnen in ons verborgen onder een laag klei. We hoeven alleen de moed op te brengen om onze buitenste schil stukje bij beetje “af te pellen” zodat onze ware kern naar buiten kan treden.
“Iedereen heeft een gouden Boeddha in zichzelf”